De droom schetste een wereld van mensen die ik niet zo vaak zag.
Er zaten ook mensen in die met regelmaat een stempel op mijn leven zetten. Misschien is een stempel wat veel gezegd, eerder iets achterlatend. Als een verwelkomingsmat en een paar schoenen. Een wrijving, die niet noodzakelijk als goed of slecht gecatalogeerd kan worden. Het nut van schoenen op de mat of voeten vegen. Niet dat het een wat deed, wat het ander verminkte.
Ik staarde me blind op al die mensen, besefte niet dat jij er niet tussen zat. Ze liepen kriskras, spelde je naam in een chaotische choreografie.
Alle lijnen zijn uitgezet en de tijd kleurt als jij bij me bent. Maar je had geen plaats in die droom. Het stoort me. Ik vlieg zonder vangnetten, als een luchtacrobaat van mast tot mast. Trapeze waarop iemand me opwacht. Op haar gezicht zal ik niet letten, wel op techniek.
Iedereen kijkt omhoog, kinderen wijzen en houden de adem in. Je arm in mijn rugwelving en we groeten. Natte kasseien, een gebolde veldweg. Iemand is me gevolgd, heeft aan mijn arm gehangen en ik slaagde erin het alleenzijn te verleiden. Met een truc schudde ik mijn gezellin af. Ik dook een auto in en reed weg. In de nacht, over slechtverlichte veldweggetjes. In dat huis zonder pretentie, heb ik de uitgang gezocht. Hier ben ik al geweest. Niets had een aanleiding en alles was een gevolg. Een droom en een garage, vriendelijke personnages waar ik geen gezicht meer kan opplakken. Ik staar naar mijn voeten. Durf warmte niet in de ogen kijken. Durf niet in de hoogte te kijken en wijzen. Mensen botsen want alle ogen gaan naar dat kampvuur in de woonkamer. Ik zie gezellige braspartijen, gelach en een blik loopt me tegemoet. Ze kijkt me aan alsof ze me nog eens tegen zou kunnen komen. Ik zou niks, toch niet vandaag.
Ik heb een regenscherm, waar straaltjes water van de baleinen druppen, maar het regent al een tijd niet meer.
Zo verschijn je ook in die droom.
Jee Kast 2011
Leave a Reply