Het hoogstonwaarschijnlijke korte verhaal van Annie B. Marion, deel I
Voor de mensen die het nog niet weten. Ik wandel veel. Van het station naar huis, van thuis naar de winkel. Van vrienden naar vriendinnen … en steeds terug.
Ik liep gisterenochtend door een straat.
Een rustige straat met aan elke kant een haagje die de twee fietspaden van de weg scheidde. Het was rustig, het regende net niet en ik liep over de inritten van halfopen bebouwingen, de met grind aangelegde parkeerplaatsen naast het fietspad en de grasgazonnetjes. Het was fris, maar het regende nog steeds niet.
Terwijl ik over een grasplantsoentje liep, viel mijn oog op een papiertje. Ik hield mijn pas in, wou me bukken en net voor ik mij bukte, hoorde ik een heggeschaar. Ik keek op en mijn blik viel op een slanke blokhutdame. Een blokhutdame?
Inderdaad. Een dame met lange benen waarvan je zegt van hm, daar wil ik tot het einde van mijn dagen mee in een blokhut wonen. Zolang zij er is, heb ik geen comfort nodig, zo een vrouw. Een bruinharig natuurmens, die met veel ochtendenthousiasme de buscus-bol omvormde tot –eh- een bucsusbol. Net als de buscus was ze het geknipte personage om mee te spelen in een verhaal. Ik bukte me naar het papiertje. Het leek me interessant en het geknip stopte plots. Ik vouwde het papiertje langzaam open en –nee niks- ik weet niet wat ik verwacht had en waarom ik het papiertje opraapte, maar dit … dit niks, hier had ik niks aan. Dus frommelde ik het papiertje op en gooide het weg, terug op het gras, waarna ik iemand haar keel hoorde schrapen.
Weer keek ik om. De blokhutdame stond met haar armen in haar zij, keek van mij naar het papiertje en terug. De tijd stopte. En toch bewoog haar hoofd? Het was net of alleen wij hier en nu zijn.
“Eeh, het lag hier.“
“En daarom mag je het hier teruggooien?”
“Eeh.”
“Raap het maar weer op en gooi het in een vuilbak.”
“Je hebt toch gezien dat ik het net opraapte?”
Ze haalde haar schouders op.
“So? Dat maakt niet uit. Als het wat interessant was, had je het dan gehouden?”
Ik zweeg, vast wel, dacht ik. Ik zou het in mijn zak hebben gestoken.
“Denk dan maar dat het interessant is.”
Intussen was ze voor me komen staan, ze is wat ouder dan ik dacht. Ze rook lekker fris en keek door haar blauwige irissen me wat uitdagend aan.
“Dus ik mag hier eender wat oppikken en dat moet ik dan meenemen naar huis? Want ik mag het niet teruggooien?”
“Precies.”
Ik haalde diep adem, ok, denk ik, ik raap het op.
Dus ik raapte het op en terwijl ik het opraapte, murmelde zij wat tussen haar lippen door. Op dat moment hoopte ik dat ze dat niet gedaan had. Ik mag dan wel de koning zijn van foute openingszinnen, maar dat is ook omdat ik met de echte openingszinnen en complimenten geen blijf weet.
Had ik nu mijn hele tuin maar vol papiertjes liggen. Zei ze. Ik zuchtte.
De heggeschaar tikte ik uit haar handen en met een zwier tilde haar van de grond.
“Hee, zet me neer.”
“Sorry, dat kan ik niet maken.”
Gelukkig woonde ik niet zo ver.
Jee Kast 2011
Leave a Reply