II. De evolutie
(deel I nog niet gelezen van deze serie? Lees eerst hier)
Kunnen we niet allemaal even groot zijn? Vroeg er eentje.
Nee, zei de meerdere. Dat gaat niet. Hij was klein en gezet, wat hem gewicht gaf.
Zal ik belangrijk overkomen met deze das, vroeg hij ’s ochtends als hij aan de spiegel stond. Toch vond hij het ook best belangrijk dat we allemaal gelijk waren. Of alleszins dat we dat gevoel hadden.
Als we nu allemaal eens, begon er eentje opnieuw, op hakken en zolen lopen, afhankelijk van onze grootte. Dan zijn we allemaal even groot. Dan kunnen de kleine mensen hoge hakken dragen of dikke zolen. Dan kunnen we iedereen in de ogen kijken en op hetzelfde hoogte praten.
Maar dan sleuren hele kleine mensen meer gewicht mee? Zei de meerdere, en dat is niet eerlijk.
Nou, zoveel weegt een zool toch ook niet. wierp er eentje op.
We knikten.
Inderdaad zoveel woog een zool ook weer niet.
Wat moesten we ermee. We konden voor- en nadelen afwegen.
Maar moesten die dan ook evenveel wegen? Het was een probleem waar we allemaal mee zaten. Hoe gelijk moesten we zijn?
Okee, er waren meerderen en minderen, er waren kleine en grote gelijken en er waren kleine en grote verschillen.
We zijn gemaakt om te evolueren. Zei er eentje. Misschien kunnen we naar hetzelfde toe evolueren. Dat vond er eentje zelf best een geweldig idee. Hij glom, en ging verder. Zoals kwik, dat we zo samenkomen en een worden.
Al de gelijken die aan het luisteren waren, stoven uit elkaar, als kwik.
Een thermometer die de grond raakt. We waren gelijk, maar hoe gelijk moesten we zijn. Iedereen had ook gelijk hetzelfde idee, daarom stoven we ook uit elkaar, we wilden niet in een siamese tweelingstad veranderen. Een grijze blubberstad.
Dus we renden naar huis, om er allemaal hetzelfde te doen.
Jee Kast 2011
Leave a Reply