Toen haar handen nog wat kleiner waren, had ze vast iets in die trant geschreven, met een inktlint door een schrijfmachine op papier geslagen. Zware hamertjes voor jonge vingers, die hun weg vonden. Toets voor toets. De hamertjes sloegen na elke gedachte terug in het gelid, terwijl ze even op een nagel beet zonder hem af te bijten.
De letters zouden nog leesbaar zijn, hoewel er soms slechts de randen stonden als boven de grond uitstekende ruïnes of ze zou bleke krasjes gegroefd in de overgebleven volle letters zien, als ze goed keek. Ouderdom bepalende groefjes als de jaarringen van eiken.
De oude geharde inkt zou zwarte kruimelvlekjes over het papier doen glijden zodra ze het uitgedroogde papier met een licht kraakje langzaam openvouwde. Het papier zou afgeblakerd of vergeeld zijn, gekreukt en recht gestreken.
Haar dochter zou het kunnen terugvinden bij een verhuis, haar eerste grote stap om samen te gaan wonen. Toevallig achter die ene haast nooit gebruikte koffer op zolder. In een nietszeggende enveloppe in een oude schoendoos behangen met afgedaan papier.
Op de valies voor de trap van haar rijhuis,
zou de dochter iets wegslikken en zich herkennen in illusie,
even verweerd als het papier.
Jee Kast 2011
Leave a Reply